Neemt u liever telefonisch contact op?

Bel ons op 03 776 94 98, u wordt verbonden met een medewerker van verkeerszaken.be (ma t.e.m. do 9-18u | vr 9-17u).

07/11/2020

Welke straffen kan een politierechter opleggen in verkeerszaken?

Welke straffen kan een Politierechter opleggen bij verkeersinbreuken.

Indien hij oordeelt dat u schuldig bent aan een verkeersinbreuk, beschikt de Politierechter over een heel arsenaal aan straffen. Maar om welke straffen kan de Politierechter nu juist opleggen

Ook in het verkeersrecht maakt men een onderschei tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen. Een hoofdstraf kan zowel alleen als met een bijkomende straf voorkomen. Er zijn vijf hoofdstraffen:

  1. de gevangenisstraf;
  2. de geldboete;
  3. de werkstraf;
  4. de autonome probatiestraf;
  5. de straf onder elektronisch toezicht.

De bijkomende straffen dienen ter aanvulling van de hoofdstraf. De meest voorkomende bijkomende straffen in het verkeersrecht zijn:

  1. het verval van het recht tot sturen;
  2. het alcoholslot;
  3. de verbeurdverklaring;
  4. de herstelexamens.

Laten we al deze straffen van wat dichter bekijken.

De hoofdstraffen.
De gevangenisstraf.

De gevangenisstraf komt niet vaak voor bij verkeersmisdrijven, maar is in enkele gevallen wel mogelijk. De verplichte gevangenisstraf vinden we enkel terug wanneer er sprake is van onopzettelijke doding als gevolg van een verkeersongeval.

Zo bepaalt artikel 419 van het Strafwetboek: “Hij die onopzettelijk iemands dood veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 50 tot 1000 EUR. Wanneer de doding het gevolg is van een verkeersongeval dan bedraagt de gevangenisstraf drie maanden tot vijf jaar en de geldboete 50 euro tot 2000 euro.

In andere gevallen is de gevangenisstraf facultatief, bijvoorbeeld bij vluchtmisdrijf.

De geldboete.

De geldboete wordt in vergelijking met de gevangenisstraf veel vaker toegepast bij verkeersovertredingen. Er zijn vier verschillende graden voor de verkeersovertredingen. De overtredingen van de vierde graad behoren tot de zwaarste categorie en zullen dus de hoogste geldboetes opleveren. Een voorbeeld van een overtreding van de vierde graad is  het keren op de autosnelweg. Het niet dragen van de gordel is een voorbeeld van een overtreding van de eerste graad, waarvoor de geldboete lager zal zijn.

De werkstraf.

De werkstraf houdt in dat de veroordeelde kosteloos diensten verleent ten voordele van de gemeenschap. De werkstraf wordt uitgedrukt in uren en kan variëren van 20 tot 300 uren. Hierbij is wel vereist dat de beklaagde akkoord gaat met de werkstraf.

De autonome probatiestraf.

De autonome probatiestraf .

De autonome probatiestraf betekent dat men bepaalde voorwaarden moet naleven gedurende een bepaalde termijn. De duur van de autonome probatiestraf bedraagt minstens zes maanden en ten hoogste twee jaar. Ook hier is het vereist dat de beklaagde instemt met de straf.

De straf onder elektronisch toezicht.

De straf onder elektronisch toezicht.

Wanneer er een gevangenisstraf op het misdrijf staat, kan de rechter kiezen om dit om te zetten in een straf onder elektronisch toezicht, ook wel de ‘enkelband’ genoemd. De duur van het elektronisch toezicht is even lang als de gevangenisstraf die de rechter zou opleggen. Een straf onder elektronisch toezicht bedraagt minstens een maand en ten hoogste een jaar. Dus indien de rechter normaliter een gevangenisstraf van 5 maanden zou opleggen, kan hij dit omzetten tot een straf onder elektronisch toezicht van 5 maanden.

De bijkomende straffen.
Het verval van het recht tot sturen.

Het verval van het recht tot sturen, ook wel het rijverbod genoemd, kan twee vormen aannemen. De strafmaat voor het rijverbod loopt van acht dagen tot vijf jaar. Een levenslang rijverbod is ook mogelijk, maar men kan hier na een bepaalde periode de opheffing of het herstel verzoeken. Artikel 38, §1 Wegverkeerswet bepaalt de feiten waarvoor de rechter een facultatief rijverbod kan opleggen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het aanzetten tot dronken sturen of bij alcoholintoxicatie. Artikel 38, §2 Wegverkeerswet betreft de feiten waarvoor er een verplicht rijverbod geregeld is. Dit is het geval wanneer er sprake is van onopzettelijke doding als gevolg van een verkeersongeval.

Opgelet, niet te verwarren met de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs! De onmiddellijke intrekking is geen straf die de rechter oplegt, maar wordt bevolen door het Openbaar Ministerie. Wat wel belangrijk is, is dat het mogelijk is om de periode van de onmiddellijke intrekking, in mindering te brengen van het verval van het recht tot sturen.

De verbeurdverklaring.

De verbeurdverklaring betekent het ontnemen van de zaken van de dader die verband houden met het misdrijf. Zo is een verbeurdverklaring mogelijk bij een definitieve vervallenverklaring tot sturen. Een tijdelijke verbeurdverklaring of immobilisering is ook mogelijk. Het verschil tussen immobilisering en verbeurdverklaring is dat het voertuig bij de immobilisering de eigendom blijft van de dader. De immobilisering gebeurt namelijk met behulp van een wielklem. Bij een verbeurdverklaring verliest de dader het eigendomsrecht over het goed.

Examens en herstelonderzoeken.

Op basis van artikel 38, §4 Wegverkeerswet kan de rechter ervoor kiezen om het herstel tot het recht tot sturen afhankelijk te maken van het resultaat van een examen of een herstelonderzoek. Het kan hierbij gaan om een theoretisch of praktisch examen, een geneeskundig of psychologisch onderzoek, of om specifieke scholingen.

Alcoholslot.

Voor bepaalde overtredingen kan de rechter bevelen dat de dader enkel nog met een voertuig met een alcoholslot mag rijden, voor een minimale periode van een jaar tot hoogstens twee jaar. Sinds 1 juli 2018 is de rechter ook verplicht om een alcoholslot op te leggen indien de bestuurder een alcoholpercentage van 1,8 promille of meer in het bloed had.