Neemt u liever telefonisch contact op?

Bel ons op 03 776 94 98, u wordt verbonden met een medewerker van verkeerszaken.be (ma t.e.m. do 9-18u | vr 9-17u).

12/12/2020

Hoe besliste de Politierechtbank van Sint-Niklaas voor een bestuurder die geen voorrang verleende?

Een bestuurster reed met haar wagen het dorp uit en wilde even verderop aan het kruispunt rechts afslaan. Zij vertraagde en zette de richtingaanwijzer van haar wagen aan. Op het ogenblik dat zij daadwerkelijk afsloeg, zag zij dat er een fietser uit de tegenovergestelde richting kwam aanrijden. De fietser reed op het fietspad bestemd voor beide rijrichtingen. De bestuurster heeft de fietser niet meer kunnen ontwijken en het kwam tot een aanrijding.De fietser raakte licht gewond aan de linkerarm en de knie, maar was niet arbeidsongeschikt. 

De bestuurster werd gedagvaard voor de Politierechtbank Oost-Vlaanderen, Afdeling Sint-Niklaas

De bestuurster ontving een dagvaarding voor de Politierechtbank en moest zich verantwoorden voor de volgende verkeersovertredingen:

  • Bij een verkeersongeval dat aan zijn/haar persoonlijk toedoen te wijten is, door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen, onopzettelijk slagen of verwondingen te hebben toegebracht (art. 418-420 SW).
  • Als bestuurder van een voertuig op de openbare weg die een trottoir of een fietspad oversteekt, geen voorrang te hebben verleend aan de weggebruikers die gerechtigd zijn om het trottoir of het fietspad te volgen (art. 12.4bis van het KB van 1 december 1975;art. 29§1 lid3 en 38§1.3° van de wet betreffende de politie over het wegverkeer - KB tot coördinatie van 16 maart 1968). 
Wat besliste de Politierechtbank Oost-Vlaanderen, Afdeling Sint-Niklaas?

De Politierechter heeft de tweede tenlastelegging (B), een overtreding van de tweede graad (art. 12.4bis van de Wegcode: het niet verlenen van voorrang) geherkwalificeerd naar het niet verlenen van voorrang bij het veranderen van richting (art. 19.4 van de Wegcode, een overtreding van de derde graad).

Voor de beide tenlasteleggingen A en B tezamen werd de dame veroordeeld tot een geldboete van 50,00 EUR x 6 = 300,00 EUR, volledig met uitstel voor een periode van drie jaar. Daarnaast werd ze nog veroordeeld tot de verplichte bijdrage in het slachtofferfonds van 150,00 EUR, en tot de gerechtskosten. De Politierechter wilde niet ingaan op de vraag om opschorting van de uitspraak, maar gaf daarentegen de gunst van het uitstel van de geldboete.