Neemt u liever telefonisch contact op?

Bel ons op 03 776 94 98, u wordt verbonden met een medewerker van verkeerszaken.be (ma t.e.m. do 9-18u | vr 9-17u).

20/04/2017

Hoger beroep in verkeerszaken: het grievenformulier.

Beroep tegen vonnissen van de Politierechtbank binnen de 30 dagen.

Minister van Justitie Koen Geens wijzigde een aantal belangrijke regels bij het aantekenen van beroep in verkeerszaken (en andere strafzaken).

Onder meer werd  de beroepstermijn verlengd tot 30 dagen vanaf de uitspraak of vanaf de betekening van het verstekvonnis. De verdubbeling van de beroepstermijn was ingegeven door een andere wetswijziging: de invoering van het grievenformulier, waarop men de bezwaren tegen het vonnis waartegen men beroep aantekent dient te vermelden. De bedoeling van de Wetgever is duidelijk: de beperking van het aantal beroepszaken, en dus de werkdruk van de magistraten. Door de verlenging van de termijn in combinatie met de verplichte motivatie van het beroep, vermijdt men overhaaste beroepen.

Het grievenformulier.
Sinds 1 maart 2016 moet men in verkeerszaken hoger beroep aantekenen met een speciaal daartoe bestemd formulier waarop u nauwkeurig de grieven vermeldt waartegen u hoger beroep instelt. Zo kan het hoger beroep om verschillende redenen ingesteld worden: - Omdat u veroordeeld bent terwijl je de vrijspraak vroeg; - Omdat u de straf te hoog vond; - Omdat u een werkstraf vroeg, maar u deze niet kreeg; - Omdat het slachtoffer een te hoge schadevergoeding kreeg; - Omdat u als slachtoffer een te lage schadevergoeding kreeg; - ….

In vijf zeer recente arresten van april 2017 heeft het Hof van Cassatie zich voor het eerst uitgesproken over een aantal belangrijke praktische discussies met betrekking tot het grievenformulier. Pauwels Advocaten analyseert voor u deze Cassatierechtspraak.

Het Arrest van het Hof van Cassatie van 4 april 2017 (P.17.0023.N).

In zijn Arrest van 4 april 2017 (P.17.0023.N) sprak het Hof van Cassatie zich uit over noodzaak van een originele handtekening op het grievenformulier.

Art. 204 Wetboek van Strafvordering vereist dat het verzoekschrift tot hoger beroep ondertekend moet zijn. Er is echter geen specifieke sanctie voorzien ingeval van niet-ondertekening of foutieve ondertekening. In casu werd het grievenformulier ingevuld, ondertekend en naar de griffie gefaxt.  

De Correctionele Rechtbank te Hasselt oordeelde dat het hoger beroep niet toelaatbaar was en dus vervallen was, omdat geen grievenformulier werd ontvangen met een originele handtekening.

Het Hof van Cassatie oordeelde echter dat het grievenformulier géén originele handtekening vereist.

Volgens het Hof moet er zekerheid bestaan over de nauwkeurigheid van de aangeduide grieven, en meer bepaald zekerheid dat deze grieven afkomstig zijn van diegene die beroep heeft ingesteld.

Dit kan volgens het Hof met voldoende zekerheid bereikt worden indien het grievenformulier tijdig werd gefaxt en voorzien was van een handtekening van diegene die beroep heeft ingesteld.

Het eerste Arrest van het Hof van Cassatie van 18 april 2017 (P.17.0031.N).

In een eerste Arrest van 18 april 2017 (P.17.0031.N) sprak het Hof van Cassatie zich uit over de nauwkeurigheid waarmee de grieven in het grievenformulier dienen te worden aangeduid.

De appellant had hoger beroep aangetekend tegen alle beschikkingen van het vonnis van de Politierechtbank: in het grievenformulier had de appellant bij rubriek "1.12 andere" onder de hoofding "1. strafgebied" de woorden "alle beschikkingen" vermeld. Volgens de beroepsrechter, in casu de Correctionele Rechtbank te Dendermonde, was hierdoor het grievenformulier niet rechtsgeldig en was het hoger beroep vervallen. Het grievenformulier was niet duidelijk genoeg omdat niet aangegeven werd welk specifiek onderdeel van het vonnis moest hervormd worden.

Volgens de eiser in cassatie was dit daarentegen wél duidelijk: er was één overtreding gepleegd, waarvoor men veroordeeld werd tot “een geldboete, een rijverbod, de gerechtskosten, en de bijdrage in het Slachtofferfonds”.

Vermits dit de enige nadelige beslissingen waren van het vonnis a quo, werden hiertegen hoger beroep ingesteld. “Alle beschikkingen” kon dus niet anders begrepen worden dan de specifieke beslissingen van dat vonnis, zijn de veroordeling en schuldigverklaring en de daarmee gepaardgaande bestraffing.

Het Hof van Cassatie volgde deze zienswijze en vernietigde het bestreden vonnis.

Deze uitspraak betekent echter nog geen vrijgeleide om in alle zaken het beroep gemakkelijkheidshalve te richten tegen “alle beschikkingen”. Voorzichtigheid is geboden. Indien bepaalde zaken van de veroordeling niet betwist worden, moet men wel degelijk nauwkeurig zijn en motiveren tegen welke beslissing wél en welke niet hoger beroep wordt ingesteld. 

Het tweede Arrest van het Hof van Cassatie van 18 april 2017 (P.17.0087.N).

In een tweede Arrest van 18 april 2017 (P.17.0087.N) nam het Hof van Cassatie ook een standpunt over de nauwkeurigheid van de aangeduide grieven, en meer bepaald over de situatie waarin meerdere grieven aangevinkt worden, maar waarvan men uiteindelijk gedeeltelijk afstand doet.

De eiser in Cassatie had beroep aangetekend tegen een vonnis van de Politierechtbank bij de Correctionele Rechtbank te Dendermonde, op basis van vier beroepsgrieven, met name:

  • Een te hoge straf;
  • Geen toepassing van het gevraagde uitstel/opschorting;
  • Er is sprake van verjaring;
  • Andere.

Tijdens de beroepsprocedure werd duidelijk dat het beroep eigenlijk enkel gericht was tegen de opgelegde straf en het niet toepassen van het gevraagde uitstel/opschorting. Op de zitting werd daarom afstand gedaan van de overige twee grieven.

De beroepsrechter oordeelde dat het hoger beroep vervallen was, vermits de grieven niet nauwkeurig omschreven waren: er waren immers slechts twee van de vier opgeworpen grieven dienend.

Gelukkig werd deze zienswijze niet gevolgd door het Hof van Cassatie. Het is immers niet verplicht om naast het aanduiden van een bepaalde grief, ook uiteen te zetten waarom men zich hierop beroept.

Indien een grief wordt aangeduid, en men nadien afstand doet hiervan, doet dit dus geen afbreuk aan de overige ingediende grieven.

Het derde Arrest van het Hof van Cassatie van 18 april 2017 (P.17.0105.N).

Ook in een derde Arrest van 18 april 2017 (P.17.0105.N) nam het Hof van Cassatie een standpunt in over de nauwkeurigheid waarmee de grieven op het grievenformulier werden aangeduid. Dit arrest sluit zeer nauw aan bij het hierboven besproken Arrest P.17.0087.N.

Meer bepaald ging het over de situatie dat weliswaar meerdere grieven aangeduid werden op het grievenformulier, maar dat uit het pleidooi van de advocaat ter zitting zou blijken dat slechts één van de acht aangeduide grieven dienend was.

De overige grieven die aangeduid waren om “zeker te zijn” waren volgens het bestreden vonnis van de Correctionele Rechtbank te Dendermonde bijgevolg inaccuraat, al te vaag en niet pertinent. Op basis hiervan oordeelde de Rechtbank dat het hoger beroep niet toelaatbaar was.

Deze redenering is echter niet correct volgens het Hof van Cassatie. Ter beoordeling van het hoger beroep dient de Rechtbank echter enkel na te gaan of de grieven nauwkeurig geformuleerd zijn.

Of de grieven al dan niet gegrond zijn, heeft geen invloed op de toelaatbaarheid van het beroep.

Dit betekent dus strikt genomen dat het mogelijk is om de twaalf mogelijke grieven aan te duiden op het grievenformulier, om er nadien afstand van te doen en één grief te handhaven. Deze werkwijze zal misschien niet beschouwd worden als onnauwkeurig, al kan dit niet met absolute zekerheid gezegd worden. In dit arrest heeft men zich beperkt tot 8 (van de 12) grieven die aangeduid werden. O.i. lijkt er geen substantieel verschil tussen de aanduiding van acht dan wel twaalf grieven.

Het vierde Arrest van het Hof van Cassatie van 18 april 2017 (P.17.0147.N).

In een laatste Arrest van 18 april 2017 (P.17.0147.N) sprak het Hof van Cassatie zich verder uit over de inhoud van de verplichting om nauwkeurig de grieven te bepalen die tegen het bestreden vonnis worden ingebracht (art. 204 Sv).

De beroepsrechter had - aldus het Hof van Cassatie - ten onrechte geoordeeld dat het hoger beroep ingesteld tegen de beveiligingsmaatregel van het verval van het recht tot sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid, buiten de saisine van de appelrechters viel, omdat de appellant enkel hoger beroep had aangetekend tegen de "strafmaat" (rubriek 1.4 van het grievenformulier).

Immers, het bestreden vonnis van de Politierechtbank vermeldde nergens dat het bij art. 42 Wegverkeerswet bedoelde verval een beveiligingsmaatregel is, en het grievenformulier bevat ook geen afzonderlijke rubriek "veiligheidsmaatregel" of "beveiligingsmaatregel", zodat de appellant met het aankruisen van de rubriek "1.4 strafmaat" niet anders kon bedoeld hebben dan de beveiligingsmaatregel.

Het beroep dat aangetekend werd tegen “de strafmaat” dient dan zo te worden geïnterpreteerd dat het ook op de beveiligingsmaatregel van toepassing is.

Om problemen te vermijden is het aangewezen om bij de “andere reden” uitdrukkelijk deze beveiligingsmaatregel te vermelden.