Neemt u liever telefonisch contact op?

Bel ons op 03 776 94 98, u wordt verbonden met een medewerker van verkeerszaken.be (ma t.e.m. do 9-18u | vr 9-17u).

17/10/2020

Wat verstaat men onder onaangepaste snelheid?

Onaangepaste snelheid.

Wanneer u vervolgd wordt voor "onaangepaste snelheid", dan heeft u niet noodzakelijk te snel gereden. Los van de naleving van de snelheidsbeperkingen, is elke bestuurder ook verplicht zijn snelheid te regelen in functie van een aantal elementen: de aanwezigheid van andere weggebruikers, de weersomstandigheden, de plaatsgesteldheid, belemmering, de verkeersdichtheid, het zicht, de staat van de weg, de staat van de lading van zijn voertuig. Ook betekent dit dat de snelheid geen oorzaak van een ongeval mag zijn of het verkeer mag hinderen.

Deze regel vindt men terug in artikel 10.1.1 van het Wegverkeersreglement, dat bepaalt:

“Elke bestuurder moet zijn snelheid regelen zoals vereist wegens de aanwezigheid van andere weggebruikers, in 't bijzonder de meest kwetsbaren, de weersomstandigheden, de plaatsgesteldheid, haar belemmering, de verkeersdichtheid, het zicht, de staat van de weg, de staat en de lading van zijn voertuig; zijn snelheid mag geen oorzaak zijn van ongevallen, noch het verkeer hinderen.”

Bestuurders moeten dus hun snelheid op de weg aanpassen in functie van al deze omstandigheden. We overlopen de belangrijkste elementen waarmee u rekening dient te houden.

Plaatsgesteldheid.

De plaatsgesteldheid houdt in dat de bestuurder zijn snelheid dient aan te passen op basis van de plaats waar hij rijdt of waar hij naartoe aan het rijden is. Voorbeelden hiervan zijn een gevaarlijke bocht, een versmalling van de weg of een tunnel. Zo moet de bestuurder ook zijn snelheid aanpassen indien hij een kruispunt nadert met verkeerslichten om ervoor te zorgen dat hij op tijd kan stoppen wanneer het oranje verkeerslicht aangaat.  Hierbij kan men rekening houden met de voorafgaandelijke kennis van de plaatsgesteldheid. Indien de bestuurder elke dag dezelfde weg aflegt, hoort hij te weten dat het gaat om een gevaarlijke plaats. In dat geval moet hij zijn snelheid minderen om zichzelf of andere weggebruikers niet in gevaar te brengen.

Zichtbaarheid.

De zichtbaarheid kan aangetast zijn door verschillende elementen zoals het weer wanneer er veel zon, mist of regen is. Wanneer de bestuurder een accident veroorzaakt doordat hij niet goed kon zien door de zon, is hij toch in fout. Daarnaast wordt de zichtbaarheid ook bepaald door andere elementen, zoals bepaalde gebouwen of bossen. Kortom, een bestuurder moet zijn snelheid aan te passen indien zijn gezichtsveld beperkt is. Wanneer de bestuurder bijvoorbeeld ’s nachts op een weg rijdt waar er geen verlichting is, moet hij zijn snelheid minderen wegens onvoldoende zichtbaarheid.

Staat van het voertuig.

Indien de staat van het voertuig niet voldoet aan de vereisten van de autokeuring, moet de bestuurder zijn snelheid aanpassen. Dit kan het geval zijn indien men plots een lekke band heeft. Wanneer dit gebeurt, moet de bestuurder in staat zijn om het voertuig langs de rand van de weg te plaatsen. Indien er toch een ongeval plaatsvindt, gaat het om een fout van de bestuurder. Ook de mate van belading van het voertuig bepaalt de snelheid ervan. 

Staat van de weg en weersomstandigheden.

Bestuurders moeten zich aanpassen aan de weersomstandigheden. Zo moet de snelheid verminderd worden in de winterperiode en dient de bestuurder zijn rijstijl aan te passen. Wanneer het voertuig slipt op een ijzellaag, kan de bestuurder zich niet beroepen op overmacht.

Wanneer het slippen echter te wijten is aan de staat van de weg, kan er wel sprake zijn van overmacht. Het is mogelijk dat er een ongewone aanwezigheid ijzel is op de weg. Dit gaat dan over een gebrek van de weg zelf. Hierdoor is er geen fout van de bestuurder indien het niet te voorzien was. Mogelijkerwijze is er sprake van een aansprakelijkheid van de overheid voor de staat waarin de weg zich bevond.

Wat zijn de gevolgen indien de bestuurder zijn snelheid niet aanpast?

Indien er een ongeval plaatsvindt, dient de rechter na te gaan in hoeverre de snelheid gevolgen had voor het ongeval. De rechter stelt vast of de schade zich in dezelfde mate zou hebben voorgedaan indien de snelheid wel aangepast was. In de rechtspraak oordeelde men eerder dat de bestuurder schuldig is aan onopzettelijke slagen en verwondingen indien hij een ongeval veroorzaakt met een onaangepaste snelheid zelfs als de hindernis onvoorzienbaar was.